Coronagedachtes-2

Gisteren was ik even ontzettend kwaad. Niet het soort kwaadheid zoals op presidentiële gekken als Trump en Bolsonaro, maar een woede waarbij je het bloed uit je gezicht voelt wegtrekken, je zit te trillen en als je al zou kunnen praten, alleen maar zit te stotteren. Het kwam door een e-mail van onze vroegere tuinman toen we nog in Frankrijk woonden en daar een tuin hadden waarvoor je wel een paar extra handen nodig had. In de mail legt hij uit dat hij niet zo in het virus gelooft, dat het een manipulatie van de massa’s is om ze bang te maken en als je frequentie maar hoog genoeg is, het virus geen vat op je krijgt. En door angst zou je frequentie dalen. Bovendien zou er een verband met de 5G zijn. Zelden zag ik in zo weinig regels zoveel onzin. Van zo’n mate van stompzinnigheid en gebrek aan consideratie met al die duizenden die doodziek zijn of inmiddels al gestorven word ik ziedend. Mijn onbegrip is totaal. Hoe bestaat het dat sommige mensen alles opzij kunnen schuiven wat min of meer betrouwbare media te melden hebben en een totaal vertrouwen hebben in obscure informatiebronnen op Facebook? Wat zijn dat voor mensen die denken dat alles in deze wereld één grote samenzwering is? Wat is dat voor paranoia? We worden voor de gek gehouden! Ze vertellen ons niet alles! We worden constant bespioneerd, gemanipuleerd! En wie zijn die zij, die voortdurend het slechte met ons voor hebben? “Als bij toeval” wordt er vaak wel een lijntje met een instelling ontdekt die banden met de staat Israël onderhoudt.
Maar waarom word ik hier zo razend over? Ik weet toch beter? Mij doet ’t toch geen kwaad? Ik zou toch eigenlijk medelijden moeten hebben met deze simpele zielen die in de duisternis ronddolen? Dat is waar en in zekere zin ben ik blij dat ik nu zo’n dolende ziel ken. Onze ex-tuinman is namelijk iemand die je zonder moeite als een doodgoeie vent zou kunnen aanduiden. Hij was altijd geïnteresseerd wat er in de wereld gebeurde, had een boeddhistische vriend van wie hij wat beginselen van het boeddhisme had geleerd, hij stond altijd klaar om mensen te helpen. Alleen, toen hij in zijn afgelegen boerenstulpje toegang kreeg tot het internet gebeurde er iets. Voordien hadden wij deels de zelfde informatiebron, namelijk France Inter, de nieuwszender van de Franse publieke omroep. Qua nieuwsradio kun je niet beter hebben. Maar sinds hij op het internet kon surfen, kwam hij steeds vaker met vreemde verhalen, die steeds meer in de richting van samenzweringstheorieën gingen. Het resultaat was dat ik onderwerpen uit de dagelijkse actualiteit ging mijden. Er viel gewoon niet tegenaan te redeneren. Ik weet niet of onze ex-tuinman een typisch specimen van de silent majoriry is, van de mensen die zich niet gehoord voelen, maar tot op zekere hoogte wel, denk ik. Nooit een opleiding afgemaakt, nooit een vaste baan gehad, afkomstig uit een milieu van ongeschoolden. Aan de andere kant vonden wij dat hij het gezien zijn achtergrond goed deed. Hij klaagde nooit, was altijd goed gehumeurd en kon rondkomen met een veelheid van klusjes: tuinman dus, metselaar en timmerman, boemerangfabrikant, ‘animateur’ voor de buitenschoolse opvang, houthakker. En ik vergeet nog een paar dingen. Dat zal ongetwijfeld een deel van mijn woede verklaren. Dat zo’n aardig mens er zulke abjecte denkbeelden op na kan houden.
(26 maart)

Hoe kun je over iets anders schrijven dan het virus als letterlijk iedereen het over niets anders heeft. Dit grijpt op alle niveaus van het leven zo diep in dat alles alleen maar in relatie tot het virus bekeken kan worden. Het ene deel van de bevolking heeft zeeën van tijd , een ander deel werkt zich drie slagen in de rondte en nog weer anderen liggen voor hun leven te vechten. En dat ook nog eens overal ter wereld, hoewel op Vanuatu nog geen geval van besmetting geconstateerd schijnt te zijn. Plannen voor de toekomst kunnen niet gemaakt worden, want niemand weet hoe de wereld er over twee maanden of een jaar uitziet. Hou je je werk, kun je je huis nog betalen, leven je naasten nog, leef je zelf nog? Niemand kan iets met zekerheid zeggen. Zelfs van hen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, hebben de meesten dit niet gekend. Dat is wel een raar gevoel: iets mee te maken dat de loop van de geschiedenis verandert. De val van de muur en ‘Het einde van de geschiedenis’ zullen vermoedelijk ‘minor events’ zijn vergeleken met wat deze pandemie gaat teweeg brengen. Aan de ene kant voel ik mij bevoorrecht dat ik zo’n beslissend moment in de wereldgeschiedenis kan meemaken, aan de andere kant betekent het op persoonlijk vlak veel onzekerheid en angst. Zo’n fase zal ook wel het mooiste en het slechtste in mensen doen bovenkomen. En welke kant het opkantelt? Amerika had zijn New Deal. Duitsland en Italië hadden Hitler en Mussolini.
(31 maart)

Advertentie

Coronagedachtes-1

Met meerdere of mindere regelmaat maak ik sinds jaar en dag dagboeknotities. De laatste tijd kunnen die natuurlijk over niets anders gaan dan over de Corona pandemie. Hier volgen er een paar.

Ik ben regelmatig boos. Boos op mensen die de ernst van de situatie niet willen inzien. Die zichzelf en anderen in gevaar brengen. Eigenlijk doen ze niet heel anders dan wanneer je met vijf glazen drank in je lijf achter het stuur gaat zitten. Ik ben boos op politici die uit electorale overwegingen niet al te strenge maatregelen willen nemen, die ons voortdurend vertellen dat die maatregelen voor de komende twee, drie weken zijn, terwijl iedereen aan zijn klompen kan voelen dat deze pandemie nog maanden gaat duren. En dan heb ik het nog niet eens over onverantwoordelijke leiders als Trump en Bolsonaro.
Ik maak me niet echt zorgen over mijn eigen besmetting. Dat is niet erg rationeel. Ga maar na: er is een grotere kans dat ik – of ieder ander – het virus wel krijg dan dat ik er van verschoond blijf. Vervolgens is er dan een paar procent kans dat ik eraan doodga. Dat betekent dat ik al gauw 1 procent kans loop om aan de COVID-19 te overlijden. Dat is minder dan bij een Russische roulette, maar nog altijd vele vele malen meer dan de jackpot in de loterij te winnen. En toch raak ik daar niet angstig van. Ingebouwde bescherming tegen een overdosis aan realisme?
(22 maart)

Strakblauwe lucht, volop bloesem in de tuin, niet één streep aan de hemel. Geen geluid buiten. Zo moet het vroeger, toen ik klein was, ongeveer geweest zijn. Het is onwerkelijk, maar in zekere zin mag het van mij zo blijven. Ik hoef niet zo nodig de stedelijke ruis of erger om me heen. Het heeft nu nog niets macabers. Als links en rechts houten kisten in en uit de huizen gedragen zouden worden, zou het anders zijn. Maar dit heeft nog niets van een doodse stilte. Het is meer de Borgesiuslaan in Amersfoort 65 jaar geleden op een mooie doordeweekse middag.
(23 maart)

Alweer een strakblauwe hemel. Het heeft iets oneerlijks. Alsof de zon de spot met ons drijft: “Jullie zitten daar beneden in de penarie. Heb ik lekker geen last van. Zie mij eens vrolijk schijnen.”
Zoals velen kijk ik in deze tijden meer naar films en series dan ik anders doe. Ik hoorde vanochtend het grapje op de radio dat ze zich bij de Franse TV ongerust maken of ze nog wel genoeg Louis de Funès films hebben om het einde van de lockdown te halen. Maar goed, film kijken leidt af van een dagelijkse realiteit die door de meeste mensen als tamelijk onaangenaam wordt ervaren. Maar het is niet zo dat je door naar de film te kijken even uit die onaangename realiteit kunt stappen. Want als er handen geschud worden, in een disco gedanst wordt of wordt omhelsd, dan lijken die beelden al uit een andere wereld te komen. “O kijk eens, wat schattig. Dat deden we toen nog.” Ondanks het verzet tegen een nare realiteit heeft een mens blijkbaar ook de capaciteit zich razendsnel aan te passen aan veranderende omstandigheden, ze zelfs normaal te gaan vinden. Er lijkt een parallel met het Stockholmsyndroom te zijn. In dit geval zijn er weliswaar geen gijzelnemers die ons onder schot houden, maar we leven wel in een situatie waarin onze bewegingsvrijheid ingeperkt is. Engelsen en Fransen spreken niet voor niets over confinement, wat toch echt opsluiting betekent. Ik moet ook denken aan mensen die na een lange ziekenhuisopname of na gevangenschap weer thuis komen en niet kunnen wennen aan het gewone leven. En de film Ida van Pawel Pawlikowski waarin de hoofdpersoon na een periode van verplichte vrijheid het verkiest naar het klooster terug te keren. En ja, ik merk dat deze semi-gedwongen afzondering iets verslavends heeft. Ik keer me mentaal af van mensen die vinden dat al die heisa over het virus sterk overdreven is, die coûte-que-coûte hun gewone leventje willen blijven leiden, die boos zijn dat hun vakantie, feestje, concert, wedstrijd niet doorgaat. Ik stel me voor hoe dat tijdens de bezetting is gegaan, met collaboratie en illegaliteit als uitersten. Als er nu mensen zijn die een feestje belangrijker vinden dan mensenlevens, dan zit je in dat spectrum toch al dicht tegen collaboratie aan. En de helden worden al als zodanig aangeduid. Maar hoe verzet je je tegen een virus als je geen arts, verpleger, politieagent of viroloog bent? Mij dunkt door je te informeren en te doen wat wijs is.
(24 maart)