Voor Burkina Faso geldt code rood, alleen voor de hoofdstad Ouagadougou geldt code oranje. De stad verlaten kan alleen met gewapende escorte. Dat hoorde ik een paar dagen geleden op de Franse radio. Wat is er gebeurd met het land waar ik in de jaren tachtig met plezier twee jaar gewerkt heb en in de jaren negentig nog twee keer ben teruggekeerd voor reportagereizen? En dat terugkeren was als het weerzien van een goede vriend. Gek genoeg eigenlijk want mijn vertrek na twee jaar verblijf in Burkina viel samen met de staatsgreep waarmee op bloedige wijze een eind werd gemaakt aan het regiem van de toenmalige president Thomas Sankara, de belichaming van de hoop van een generatie jonge Afrikanen. Ik vertrok met de eerste vlucht nadat de luchthaven weer geopend werd met het akelige gevoel dat Burkina zojuist een kans had gemist. En toen ik, respectievelijk zes en negen jaar later, terugkwam in het land, trof ik een stationaire situatie aan. Behalve het verdwijnen van het revolutionaire elan leek er weinig wezenlijk veranderd. Alleen, zo’n soort stilstand kon het land – evenals de andere Sahellanden – zich niet permitteren.
Het kan geen kwaad je eigen werk nog eens na te lezen. Zo blijk ik drieëntwintig jaar geleden geschreven hebben:
De Sahel is een gestaag wegtikkende tijdbom die na verloop van tijd bij ongewijzigd beleid explodeert. Met aanzienlijk dramatischer gevolgen dan vijfentwintig jaar geleden.
Als hoofdschuldige wees ik de westerse ontwikkelingshulp aan die het precaire evenwicht tussen veehouders en akkerbouwers verstoord heeft ten gunste van de laatsten, maar uiteindelijk ten nadele van iedereen. Ja maar, hoor ik de oplettende lezer tegenwerpen, je hebt het nu over de jaren negentig. Er is nu toch iets heel anders aan de hand? Al Qaida, IS, djihadisme, daar zit toch het probleem? Dat is deels waar, maar door de westerse ontwikkelingsconcepten zijn de veehouders het kind van de rekening geworden. Door uitbreiding van het landbouwareaal en veranderde landbouwmethoden is hun het leven onmogelijk gemaakt. Daardoor namen de conflicten tussen veehouders en landbouwers toe en waar conflicten zijn is er een vruchtbare bodem voor revolutionaire bewegingen. Kortom, de djihadisten hebben handig gebruik gemaakt van het feit dat de nomadische veehouders steeds meer in het verdomhoekje kwamen. Ik citeerde in mijn verhaal van bijna een kwarteeuw geleden een Burkinabé-consultant, die onder meer het volgende zei: De veehouders raken … daardoor gemarginaliseerd, waardoor zowel de veeteelt als de sociale rust bedreigd worden. Dat leidt soms tot ernstige conflicten. Sommige situaties worden politiek uitgebuit, hetgeen de conflicten nog verergert. … Door interventies van (westerse; TN) Ngo’s, meestal ten behoeve van de akkerbouwers, zijn latente conflicten vaak aangewakkerd.
Er is al die jaren een heel legertje roependen in de woestijn geweest dat al deze ellende zag aankomen, dat waarschuwde dat bij ongewijzigd beleid alle crises in de Sahel tot nu toe nog maar kinderspel zouden zijn vergeleken bij de ramp die het gebied onvermijdelijk zal gaan treffen. Het is niet moeilijk in te zien dat de migratie vanuit Afrika naar Europa proporties zal gaan aannemen die de huidige aantallen zullen doen verbleken. En inderdaad, daar hebben we dan een belangrijke bijdrage aan geleverd. Het djihadisme in de Sahel had een voedingsbodem nodig. Dat heeft het gevonden in de marginalisering van de nomadische veehouders door gemakzuchtige ontwikkelingspolitiek.