Huis verkopen 2: Een huisje voor mijn ziel

De eerste week nadat het duidelijk was geworden dat er een grote kans was dat we ons huis bezig waren te verkopen, sliep ik gemiddeld niet meer dan drie uur per nacht. Het was niet zozeer de vraag of de koop wel echt doorging die mij wakker hield. Het was meer de angst dat de koop echt door zou gaan die mij in een staat van permanente en diffuse paniek bracht. Een van de gevolgen daarvan was dat ik mijn mond niet dicht kon houden. Ik leuterde maar raak. Vermoedelijk een automatisch defensiemechanisme : zolang ik maar klets, kan er niets gebeuren. Mijn eigen antiraketsysteem. Ik verontschuldigde me bij voorbaat. ’Sorry, ik ben wat speedy door de recente ontwikkelingen. Ik zal proberen me in toom te houden.’ Wat vervolgens al binnen een paar minuten mislukte. Gelukkig werd er vriendelijk op gereageerd. ‘Goh, zo ken ik je niet. Grappig wel.’ Jacqueline dacht daar, na een paar dagen mijn onbelemmerde woordenvloed meegemaakt te hebben, heel anders over.
Een week na het bezoek van de potentiële kopers zou er een voorlopig koopcontract getekend gaan worden. Dat moest een week uitgesteld worden, want zij kon die week geen vrij krijgen. Dat kan gebeuren. Maar op dit moment begonnen de eerste twijfels te knagen. Willen ze wel echt ? Hoe hard is de toezegging van de bank ? Waarom zou het deze keer wél lukken ? Andere keren van bijna-koop passeerden de revue. De paniek maakte plaats voor zenuwen, een tamelijk extreme vorm van plankenkoorts maakte zich van mij meester. Zou ik de voorstelling wel halen of zou ik achter het toneel plotseling ineenzijgen ? De avond voor de nieuwe afspraak voor het tekenen van het koopcontract kwam er een mail binnen van de makelaar dat de afspraak helaas weer een week verzet moest worden, maar dat de kopers wel graag van de gelegenheid gebruik wilden maken om nogmaals het pand te bezoeken, ditmaal met de moeder van de vrouw van het stel erbij, die een redelijk deel van de koopsom moest ophoesten. Onze twijfels werden opeens monstrueuze zekerheden. De koop gaat niet door. Die moeder wil haar geld niet in zo’n project steken. En ze hebben natuurlijk net van de bank gehoord dat de voorwaarden voor de financiering aanzienlijk slechter uitpakken en nu kunnen ze het niet meer opbrengen. Kortom crisis.
De volgende dag verschenen onze kopers met de moeder, zich duizend keer verontschuldigend dat het ondertekenen niet door kon gaan, maar dat de redenen daarvoor niets met hun wens en mogelijkheden van aankoop van de molen te maken hadden. En wij vonden ze natuurlijk meteen weer schatten van mensen en die moeder was ook een schat van een vrouw. Dus natuurlijk zou het allemaal doorgaan.
Intussen waren wij ons gaandeweg steeds meer gaan afvragen wat te doen na de verkoop. Die vraag wisten we een paar jaar geleden haarfijn te beantwoorden, maar doordat de feitelijke situatie zich toch niet voordeed, waren we maar opgehouden ons verdere voorstellingen over onze toekomst te maken. Het liefst had ik het maar zo gehouden. Het denken aan een nieuwe woonplek is een soort verraad aan onze huidige plek waar we al gauw eenderde mensenleven hebben doorgebracht, waar we ieder vertrek – en dat zijn er een stuk of vijftien – zelf hebben bedacht en ingericht, waar we iedere boom en struik – en daarvan ben ik al lang geleden de tel kwijtgeraakt – zelf geplant en onderhouden hebben, waar we luiken voor hebben gemaakt, waar ik halsbrekende toeren heb uitgehaald om dakpannen, leien en televisieantennes te vervangen, kortom waarvan we iedere hoek en kier kennen als we ze al niet zelf gemaakt hebben. Verknocht is zacht uitgedrukt in zo’n geval. We zijn er ongeveer mee vergroeid geraakt. Dan kun je toch niet zomaar naar een nieuwe woonstede overstappen ? Ik moet daarbij denken aan wat mensen overkomt die na langdurig in Afrika te hebben gewoond weer in Europa terugkeren. Die hebben aanvankelijk het gevoel dat ze niet ècht terug zijn, dat er een deel is achtergebleven, een deel dat nog geen afscheid kan nemen, dat in een traag tempo achter ze aanhobbelt. Het lichaam is wel aangekomen maar de ziel nog niet, die wil nog een beetje blijven rondhangen, die voelt zich wel lekker daar. Het liefst zou ik mijn ziel alle tijd van de wereld gunnen om aan het idee van een nieuwe woonplek te wennen. Daarna zien we dan wel weer. Het is dan ook geen wonder dat Jacqueline en ik de afgelopen weken een perfecte taakverdeling hadden : zij keek naar huizen en ik naar caravans. Nooit van mijn leven heb ik enige belangstelling voor caravans gehad, maar nu leek me dat opeens het aangewezen middel voor mijn zielerust. Een caravan om op ons stukje land in Zuid-Frankrijk neer te zetten, zodat we daar comfortabel ons piepkleine huisje bewoonbaar kunnen maken. En het is gelukt : ik heb de ideale caravan gevonden. Hij staat nu vol ongeduld naast ons huis te wachten. Het nieuwe huis daarentegen is er nog niet. Mijn ziel vind dat wel prettig.

Advertentie

Huis verkopen 1: Vijf jaar

Vijf jaar bezig ons huis te verkopen. Vanochtend stond ik op, liep naar het raam, keek naar buiten en riep ‘ Ik wil hier niet weg. Ik ga niet verhuizen’. En het was niet eens mooi weer. Een druilerige regen daalde neer op uitbundig voorjaarsgroen en vogels joegen rond alsof ze zojuist allemaal ecstasy hadden geslikt.
Na vijf jaar van inspanningen om die koper te vinden die echt bereid is om het koopcontract te tekenen, geloofde ik er eigenlijk niet meer zo in. Tegen een van de laatste kandidaat-kopers heb ik dat zelfs gezegd: ‘Als ik eerlijk mag zijn, ik geloof er helemaal niet in dat jij dit huis wilt kopen.’ Het kwam er zo maar uit. Na vijf jaar van begrip tonen voor de overwegingen van aspirant-kopers was de maat plotseling en onverwachts vol. Ik kon ze met terugwerkende kracht allemaal door de mangel halen, al die mensen die hun gebrek aan durf achter kunstige redeneringen verbergen. Een van de mooiste was – en die hebben we meer dan een keer gehoord – ‘jullie houden zo van deze plek, dat is aan alles te merken, jullie moeten hier gewoon niet weg, dit is echt jullie plek.’
Ik moet wel zeggen dat die plek echt heel bijzonder is. Een oude watermolen aan een meer, omringd door heuvels. Een door ons met veel zorg aangelegde tuin die tot volle wasdom is gekomen. Ik kan me voorstellen dat het voor de minder moedigen onder ons misschien een beetje te veel van het goede is. Voor de prijs van een doorsnee eengezinswoning op een niet al te gewilde locatie in Nederland kun je opeens een pand kopen waar wel vier van die huizen in kunnen met nog een tuin ter grootte van een stadspark erbij. Voor sommigen is dat gewoon te veel, niet meer te overzien, overweldigend. Die zijn dan waarschijnlijk voorgoed genezen van de gedachte dat hun ambities verder moeten strekken dan een rijtjeshuis op een Vinex-locatie.
De stellen die wij als gegadigden hebben mogen ontvangen zaten regelmatig niet op dezelfde lijn. We hebben nogal wat situaties meegemaakt waarin het initiatief tot bezichtiging van onze molen van de man was uitgegaan. Die was aan een radicale wending in zijn leven toe en wat is er tenslotte radicaler dan van Nederland of Parijs naar het Franse platteland te verhuizen? De vrouw was nog maar net aan het wennen aan de gedachte dat er misschien een moment zou komen dat ze haar veilige plek in die Vinex-wijk zou moeten gaan verlaten en kijkt verwilderd naar al die wijdsheid om haar heen. Die situatie kwam zo vaak voor dat we overwogen hebben om honorarium voor therapeutische consulten te vragen.
Maar de omgekeerde situatie kwam ook voor. Tot de laatste bezichtigers hoorden twee vrouwen die het niet eens nodig vonden om hun man mee te nemen. Toen wij daar naar vroegen, luidde het antwoord: ‘Nee hoor, dat is niet nodig. Hij vindt toch alles goed wat ik doe.’ Dat werd in beide gevallen natuurlijk ook niets. Toen eentje uiteindelijk toch maar een keer samen met haar man kwam, werd het letterlijk slaande ruzie. Wij vreesden een dodelijke afloop, maar dat viel uiteindelijk mee.
Na dit vijf jaar lang mee te hebben gemaakt, was de mogelijkheid dat wij hier binnen nog eens vijf jaar zouden kunnen vertrekken niet meer iets waarmee ik nog serieus rekening hield. Akkoord, we deden nog steeds alles wat je van serieuze verkopers kunt verwachten – met makelaars overleggen, mensen door het pand rondleiden, zorgen dat alles in perfecte staat van onderhoud verkeert – maar dat alles was een soort routine geworden, een ritueel waaraan voldaan moet worden want anders worden de goden boos en dan wordt het helemaal niets. Ik wist eigenlijk nog maar een ding zeker over de verkoop en dat was dat als die zou komen, dat als een volledige verrassing zou zijn. Nergens op rekenend zou de koper zomaar pardoes uit de lucht komen vallen (we hebben ook een keer twee Zwitserse ULM-vliegers gehad, maar die kwamen met de auto). En precies zo is het gebeurd. We werden op een vrijdag door een ons onbekende makelaar gebeld of hij de volgende dag met twee klanten langs kon komen. En dat worden nu onze opvolgers. Tenminste … nadat ik al een paar keer op een waarschijnlijke koop heb geklonken, doe ik dat dus niet meer, nou ja, een klein beetje (geen echte champagne, maar een andere acceptabele bubbeltjeswijn). Maar als de makelaar ons verzekert dat er behalve een auto-ongeluk niets meer tussen kan komen, mag ik toch wel aannemen dat het huis zo goed als verkocht is. Dan zou ik nu dus blij en gelukkig moeten zijn. Daarover de volgende keer.