Nawal

Zoals zovelen zag ik gisteren dat Nawal El Saadawi was overleden. Die boodschap daalde langzaam in. We hebben het regelmatig over Nawal en Sherif, haar toenmalige man. Maar doordat de intense band die wij één, twee jaar lang met ze hadden langzaam maar zeker voltooid verleden tijd is geworden, kwam haar overlijden niet als een schok, maar meer als een bevestiging van iets noodzakelijks. Vervolgens kwam dat verleden weer snel naar boven, helaas met wat gaten, maar toch.

De eerste keer dat ik Nawal ontmoette, was in het najaar van 1984. Jacqueline had een novelle van haar – Ferdaoes, Woman at Point Zero – voor toneel bewerkt en haar volledige en onvoorwaardelijke toestemming om dat op te gaan voeren. Ze had ons geïnformeerd dat ze voor een seminar een paar dagen in Nederland was, zodat wij op een zondag afreisden naar Bergen N-H. Wij, dat waren Jacqueline, Frans de regisseur, ik en de maquette van het decor. Ik ben het nog niet zo tegengekomen in de In Memoriams, maar het eerste wat je van haar opmerkte was haar enthousiasme. ‘It’s like a dream’ riep ze uit, toen ze de uitleg van Jacqueline en de maquette gezien had. Wij vroegen ons af of ze niet een beetje overdreef, tenslotte betrof het niet een nieuwe Spielberg-film, maar een theatervoorstelling voor het circuit van de kleine zalen. Maar nee, zo leerden wij later, zij overdreef niet, zij wàs zo. Als je op een of andere manier kon bijdragen aan de zaak waaraan zij haar hele leven wijdde, dan kon je op haar totale steun rekenen. En haar enthousiasme.

Wij hebben Nawal en haar toenmalige echtgenoot Sherif Hetata twee weken bij ons in huis gehad. Als ik aan die tijd terug denk, heb ik nog altijd spijt dat ik toen geen dagboek heb bijgehouden. Never a dull moment met die twee. De meeste avonden waren gevuld met de voorstelling en hoewel ze er geen woord van verstond was ze iedere keer weer even enthousiast. De avonden na de voorstelling werd er thuis altijd nog uitgebreid nagepraat. Sherif wreef dan in zijn handen en verzocht mij om over te gaan tot ‘serious business’. De eerste keer begreep ik hem niet meteen, maar daarmee bedoelde hij dat de fles whisky op tafel moest komen. En dan moest er gepraat worden. De cultuurverschillen tussen de Arabische wereld en het Westen waren vaak het gespreksonderwerp. Dat was opmerkelijk omdat de boodschap van het stuk vooral was: dit verhaal gaat weliswaar over een Arabische vrouw, maar is in wezen de situatie van Europese vrouwen zo heel anders? Ook in de discussies met het publiek lag de nadruk eerder op de overeenkomsten – geweld tegen vrouwen, ongelijke beloning, ongelijke kansen, etc. – dan op de verschillen. In een van die gesprekken thuis heb ik Nawal niet uit kunnen leggen dat het feit dat ik niet met Jacqueline getrouwd was, niet betekende dat ik een ‘male chauvinist’ was die zijn verantwoordelijkheid niet nam. En dat Jacqueline volledig achter die ongehuwde staat stond, kon niet anders betekenen dan dat zij een vals bewustzijn had.
De dagen waren doorgaans gevuld met interviews die ik voor Nawal had georganiseerd. Ik heb ook nog enorm gesoebat om haar bij Adriaan van Dis in de uitzending te krijgen, maar om een reden die ik me niet meer herinner is dat mislukt. Waarvoor Adriaan zich nog steeds diep zou moeten schamen. Ikzelf had het bal mogen openen met een groot interview in NRC-Handelsblad waarvoor ik haar in Cairo had opgezocht.

Ook op meer praktisch gebied regelde ik afspraken voor haar. Ik voelde me die twee weken ongeveer de persoonlijk secretaris van Nawal. Niet altijd een benijdenswaardige baan. Ik herinner mij vooral die keer dat ze met haar toenmalige uitgever voor het Nederlands taalgebied – een wat armlastige Belgische uitgeverij – en een mogelijk nieuwe uitgever – Meulenhoff – wilde praten. Ze wilde ze allebei tegelijk aan tafel hebben. Dat leek me niet zo’n goed idee, maar als Nawal iets in haar hoofd had dan praatte je dat er niet zomaar uit. Maar dat was niet het ergste: ze stond er ook op dat ik erbij zou zitten. Aldus geschiedde. Eerst moest de Belg met de billen bloot, waarna ze constateerde dat ze onmogelijk genoegen kon nemen met zulke beperkte oplages. De arme man voor dovevrouwsoren uitleggen dat het natuurlijk wel een heel specifiek marktsegment is waar je geen megaverkopen kunt verwachten. Vervolgens wendde Nawal zich tot de meneer van Meulenhoff om te vragen wat hij voor haar nieuwe roman in petto had. De man vroeg wat zij zelf in gedachten had waarop zij de gewenste bedragen aan voorschot en royalty’s noemde. ‘Maar mevrouw’, riep de man uit, ‘dat kunnen we Garcia Marquez niet eens bieden!’ Het antwoord van Nawal? ‘Nou en?’ Nee, bescheidenheid was niet haar sterkste kant en dat is maar goed ook. Anders had zij niet al die jaren die strijd kunnen leveren.

Jacqueline de Valk en Nawal El Saadawi tijdens hun eerste ontmoeting in 1984

Advertentie