Michel en Arnaud

Gisteren was ik op een bijeenkomst met de toekomstige president van Frankrijk.
Er is een kans dat deze uitspraak bewaarheid wordt. In welk geval ik er heel veel spijt van zal hebben dat ik hem niet even de hand heb geschud. Ik was jarenlang nogal sceptisch over Arnaud Montebourg – want dat is de man waar het om gaat – en dat lag vooral aan zijn kwajongensachtige flair die ik niet helemaal vond passen bij een serieus politicus. Maar langzamerhand ben ik ervan overtuigd geraakt dat je best in de politiek kunt staan alsof je de hoofdpersoon van een spannend jongensboek bent én tegelijkertijd op een serieuze en gewetensvolle wijze politiek kunt bedrijven. En Montebourg lijkt die twee dingen met elkaar te verenigen. Hij is diegene die al zeker tien jaar lang consequent roet in het socialistische feestje gooit uit naam van hogere principes dan partijdiscipline of politieke opportuniteit. Zo was hij degene die al tijdens het presidentsschap van Chirac probeerde hem een proces aan te doen. En zo heeft hij onlangs geprobeerd de socialistische baron van Marseille wegens corruptie als lid van de Parti Socialiste te laten royeren. Misschien is dat de enige overeenkomst tussen Montebourg en Sarkozy: waar hij is, gebeurt altijd wel iets. Bij de gedoodverfde socialistische presidentskandidaat François Hollande is het eerder het tegendeel: voordat hij zijn mond opendoet ben je al in slaap gevallen. Veel Fransen schijnen daar op het ogenblik behoefte aan te hebben: Sarko heeft ze al te lang uit hun slaap gehouden.
Dat ik gisteren bij Montebourg was, kwam door het feit dat twee dorpen verderop de lokale restauranthouder een evenement had georganiseerd waarin de filosoof Michel Onfray een hofdrol speelde. Onfray is een rijzende ster aan het Franse filosofenfirmament. En hoewel ik nog nooit een boek van hem gelezen heb, acht ik hem hoog omdat hij voor twee dingen op de bres staat die mij zeer dierbaar zijn, te weten het atheïsme en het anarchisme of, zo men wil, het libertair socialisme. Gisterochtend zou Onfray een lezing houden over Albert Camus en ’s middags zou hij samen met voornoemde Montebourg op het podium zitten. Met Camus heb ik ook iets, dus dat was drie vliegen in één klap. Wat ik niet wist, is dat het evenement in een grote tent zou plaatsvinden en dat het die dag vervloekte koud zou zijn. De lezing begon om klokke tien – Fransen zijn heel stipt – en zou tot twaalf uur duren. Hoewel ik om elf uur al aan onderkoelingsverschijnselen begon te lijden, ben ik blijven zitten en nee, er was geen koffiepauze. Om twaalf uur sloeg de kerktoren, maar Onfray wist van geen ophouden. En ik geloof niet dat ik het ooit eerder in mijn leven voor elkaar heb gekregen om twee-en-een-half uur lang gebiologeerd aan iemands lippen te hangen. Hij stelde zich ten doel de legende Camus te demonteren, een legende die volgens hem vooral gecreëerd is door Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir en waarin Camus de kwaaie pier is en Sartre en De Beauvoir de echte helden. En passant werd het demonische tweetal effectief neergesabeld (Sartre? Die heeft nooit ergens iets van begrepen. Hij was altijd en overal te laat. De Beauvoir? Als ze drie dingen beweerde, wist je zeker dat er twee niet klopten), de Nietzscheaanse wortels van Camus’ denken blootgelegd en nog veel meer. Versteend en tevreden verliet ik de tent.
Een paar uur later keerde ik terug, maar nu met dikke sokken en bergschoenen, om Arnaud Montebourg te horen. Hij werd door Michel Onfray ingeleid, waarvan ik al wist dat, als die het voor het zeggen had, hij de volgende president van Frankrijk wordt. Als nu Onfray op die 45 miljoen kiesgerechtigden evenveel invloed heeft als op mij met z’n verhaal over Camus, dan is de wedstrijd al gelopen. Daar hoop ik dus maar op, zodat ik niet vanavond al de eerste regel van deze column hoef te veranderen.

PS: Montebourg heeft met ruim 17% van de stemmen een mooie derde plaats bereikt. Dus geen presidentskandidaat in 2012. Maar waarom niet in 2017 of 2022?

Advertentie