Op reclamezuilen in Rio is onlangs een campagne gestart die ons wil vertellen wat een echte carioca doet, leuk of mooi vindt. Voor alle duidelijkheid: carioca betekent inwoner van Rio (mannelijke en vrouwelijke en in het meervoud) en was de benaming die de Tupi-indianen gaven aan de eerste blanken die zich op het grondgebied van het huidige Rio vestigden.
Wat doet nou een echte carioca als ik die campagne mag geloven? Hij/zij geeft twee kussen als hij/zij iemand begroet en hij/zij applaudisseert als hij/zij vanaf Arpoador (een landtong tussen Ipanema en Copacabana) de zon ziet ondergaan. Dit leert mij nog niet veel over de echte carioca. Twee kussen doen ze in het grootste gedeelte van Frankrijk ook. De enige uitzonderingen die ik daar ken zijn Sète (drie) en Parijs (soms vier). Wie bedacht heeft dat wij er in Nederland drie moeten geven, wil ik persoonlijk nog wel eens de waarheid vertellen. Die heeft er voor gezorgd dat ik in Frankrijk regelmatig een derde kus in de lucht geef en dat in Nederland de door mij gekuste met vragende blik op de derde staat te wachten. En voor de zonsondergang klappen? Akkoord, dat heeft wel wat. Dat heb ik elders nog niet meegemaakt. Maar zo’n mooie zonsondergang zal je ook niet gauw ergens anders zien. Daar moet een theatermaker van het kaliber Svoboda aan te pas zijn gekomen.
Wat weet ik verder van de echte carioca? Over hun hondjes heb ik het al eens eerder gehad. Minuscule gedrochtjes die iedere week naar de kapsalon gebracht worden, die met een strikje op hun minuscule kopjes lopen, die soms schoentjes en jurkjes aan hebben en die minuscule keuteltjes produceren die door de carioca meestal in een plastic zakje opgeraapt worden, behalve als de carioca het te druk heeft met het op zijn of haar mobieltje te kijken en dus niet ziet dat het mormeltje een drol heeft gedraaid.
Ik heb een boekje getiteld Rau tchu bi a carioca wat min of meer fonetisch geschreven is hoe een Braziliaan How to be a carioca zou uitspreken. Daar staan allemaal nuttige aanwijzingen in over hoe je moet praten, hoe je je moet kleden, wat je moet eten en drinken om een echte carioca te zijn. Veel draait om het strand. Een echte carioca gaat voor, na of in plaats van het werk naar het strand. De mannelijke variant – ik kan dat uit eigen waarneming bevestigen – gaat gekleed in een felgekleurd shirt, idem bermuda en rubber teenslippers. Persoonlijk vind ik het wel tof als je dan een fiets hebt met speciale beugels waar je surfplank in hangt. Vrouwelijke carioca, weet ik eveneens uit eigen waarneming, gaan bij voorkeur gekleed in een topje met erg veel blote buik en een hyperstrakke glimmende sportbroek. Helaas is overgewicht ook in Rio een veelvoorkomend fenomeen en dan wordt die outfit al gauw een stuk minder smakelijk.
Na vijven gaan de carioca inderdaad, zoals het boekje vermeldt, in grote getale naar het strand. Daar ligt dan al het materiaal voor een uurtje lichamelijke oefening voor ze uitgestald door heuse sportleraren. En als je niet bezig bent je af te trainen voor een strakke buik, ben je aan het beachvolleyen of beachvoetballen. Het onderhouden en tonen van een goed getraind lichaam is voor de carioca van beiderlei kunne van het grootste belang.
Wat ik gelukkig nog niet persoonlijk heb meegemaakt maar wat volgens het boekje van wezensbelang is voor het goed begrijpen van de carioca is dat het niet de bedoeling is de hartelijke uitnodiging om toch gauw eens bij hem langs te komen serieus te nemen. Net zo min als de mededeling dat hij je spoedig zal bellen. Dat zal hij namelijk beslist niet doen. Al heel lang geleden had ik al eens van een vriendin begrepen dat de carioca een wezenlijk andere relatie tot taal hebben dan wij nuchtere noord-Europeanen (een cliché, maar in dit verband misschien niet helemaal onzin). Taal, zo vertelde zij mij, is voor de carioca in de eerste plaats en vooral een bezigheid, een doel op zich. Praten doe je om te praten en het is niet zozeer een middel om praktische informatie te geven, afspraken te maken, meningen ten beste te geven.
Carioca hebben ook een heel bijzondere verhouding tot hun auto. Als ze er eenmaal als bestuurder in zitten worden het opeens heel andere mensen. Geen vrolijke levensgenieters meer maar verscheurende roofdieren, die in de kortst mogelijke tijd van het ene stoplicht naar het volgende willen sprinten en daarbij vooral niet gehinderd willen worden door overstekend wild. Als voetganger ben je zelfs nooit helemaal zeker of ze bij het stoplicht wel écht zullen gaan stoppen. De spanning moet er tot het laatste moment in gehouden worden. Stopt ‘ie wel of stopt ‘ie niet? Groen voetgangerslicht of niet, pas als de automobilist zijn voertuig met gillende banden tot stilstaan heeft gebracht, kun je veilig oversteken.
Wat als medeweggebruiker niet aan te raden is, is om hun rijgedrag te becommentariëren. Wij staken laatst met peuter in de buggy voor een kruispunt de weg over, toen er zonder knippertje opeens een auto de hoek om kwam zeilen. Met enige armgebaren probeerden wij de bestuurder duidelijk te maken dat hij zojuist drie mensenlevens in gevaar had gebracht door een verplichte handeling over het hoofd te zien. Sorry? Nee hoor. Boze kreten en geheven middelvinger. En naar verluidt, is dat symptomatisch.
Een paar weken geleden ontdekte ik een eigenaardigheid van de echte carioca die ik nog niet eerder had opgemerkt: op zondag ga je massaal naar de shopping. Shopping malls zijn mateloos populair in Brazilië, maar dat ze gebruikt worden als evenknie van het park, het aquarium of het strand was me nog niet eerder opgevallen. Winkelen is daarbij ondergeschikt, eten in een van de vele restaurants of – voor de smallere beurs – eetpleinen is daarentegen dé favoriete bezigheid.
Wat de carioca-campagne (#cariocadagema, voor diegenen die het even willen opzoeken) beoogt, weet ik nog niet. Hij is zo slim van opzet dat je je er alles en niets bij kunt voorstellen. Het resultaat is wel dat ik nu naarstig alle reclamezuilen bekijk om te zien of er al een nieuwe is. Zou dat de bedoeling kunnen zijn?