Ik zit er mooi mee in mijn maag. De door mijzelf opgelegde discipline schrijft mij voor dat ik drie dagen geleden een column af zou hebben. Nou reden wij in het kerstweekeind terug naar huis en dat vond ik wel een geldig excuus om mezelf een beetje respijt te gunnen. Maar nu zit ik nog maar twee dagen van 31 december verwijderd en moet ik toch wel met een pittige eindejaarsgedachte op de proppen komen. Maar eerst dit: als het eerste decennium van de 21e eeuw begon op 1 januari 2000, dan was dat decennium afgelopen op 31 december 2009. En dan hebben wij nu dus bijna het eerste jaar van het tweede decennium achter de rug. Dat lijkt een futiele constatering, maar voor mij is dat bloedige ernst. Ik hoef geen kernachtige karakteristiek van het afgelopen decennium te geven want dat ligt toch alweer een jaar achter ons. En ‘Who needs yesterday’s papers, who needs yesterday’s news?’ zoals de Stones dat al heel lang geleden zo mooi uitdrukten. Dus ik kan me tot het afgelopen jaar beperken, het eventueel zien als een opmaat voor wat ons dit komende decennium te wachten staat, maar meer ook niet. En aangezien bij dit soort terugblikken meestal het zwaarste weegt wat het laatst gebeurd is, kan ik eigenlijk net zo goed volstaan met de afgelopen dagen. Nou, die logen er niet om. Wij kwamen hier een paar dagen geleden aan met ijzige koude in een huis waarin zes weken niet gestookt was. Bovendien bleken de thermostaatknoppen van twee verwarmingsradiatoren kapot. Maar dat was weer niet zo vreselijk want gasgestookte centrale verwarming is toch niet te betalen en aangezien we overal houtkachels hebben staan, moest het mogelijk zijn om het huis snel warm te krijgen. Daarvoor moest ik dan wel stukken hout op de juiste lengte hebben. Ik herinnerde mij dat ik voor wij naar Nederland vertrokken de zaagbladen van de zaagmachine had weggebracht om geslepen te worden en dat die pas begin januari klaar zouden zijn. Dan maar de kettingzaag ter hand genomen. Afgezien van het feit dat het langer duurt en een vreselijke herrie en stank geeft, kon ik op die manier toch prima houtblokken van het juiste formaat zagen. Alleen, de kachel in de keuken – eigenlijk tegelijk onze woonkamer – wilde niet goed trekken en hij begon ook te stinken. Aha, schoorsteen verstopt, hij moest geveegd. Geen probleem, ik heb daarvoor alle materieel. Helaas moet dan altijd wel de hele keukenkast die onder de schoorsteen staat ontruimd worden, want anders kan ik hem niet verschuiven om bij de schoorsteen te kunnen. Dus begon ik vanochtend welgemoed alle serviesgoed, glaswerk, en nog zo wat, inclusief de voorraad sterke drank, uit de kast te halen. Na het feitelijke schoorsteenvegen moesten de gehele keuken en ikzelf grondig gereinigd worden, maar nu zitten we er aan het eind van dit jaar proper en warmpjes bij. Als dit geen toepasselijke eindejaarsgedachte is, weet ik het niet meer. Ik kan het iedereen aanraden. Volgens mij kunnen we dan allemaal 2011 met vertrouwen tegemoet zien.
Maandelijks archief: december 2010
Het Frankrijk van Sarkozy
Over vijf dagen verlaten wij Nederland.
‘Ziek van Sarkozy heeft Marie Ndiaye haar geboorteland Frankrijk de rug toe gekeerd’ kopte De Volkskrant van 18 december boven een paginagroot interview met de Franse schrijfster. Op de vraag ‘Voelt u zich prettig in het Frankrijk van Sarkozy’ had ze een jaar geleden een journalist geantwoord: ‘Het klimaat van bespieden, van vulgariteit vind ik verwerpelijk … Besson, Hortefeux (de ministers verantwoordelijk voor het immigratiebeleid, TN), ik vind die mensen monsterlijk. Dat Frankrijk vind ik monsterlijk.’ Haar beslissing om in Berlijn te gaan wonen, was deels het gevolg van het feit dat Sarkozy president was geworden, vertelde ze.
Oehoe, daar bij De Volkskrant, hebben jullie het gehoord? Ik verlaat over vijf dagen het land – op Kerstmis, het feest van de vrede, geen toeval natuurlijk – omdat ik die Wilderskliek met zijn liberale en christendemocratische epigonen spuugzat ben. Ik heb dan wel geen Prix Goncourt gewonnen zoals Marie Ndiaye, maar een nominatie voor de AKO-literatuurprijs zit er rond 2020 best in. Dus willen jullie dit even prominent op pagina 3 van de boekenbijlage zetten?
Trouwens, het klopte niet echt wat De Volkskrant schreef. Een dag na het geruchtmakende interview met ‘Les inrocks’ corrigeerde Marie Ndiaye zichzelf op de radio. Ze wilde helemaal niet de indruk wekken de een of andere ondraaglijke tirannie te ontvluchten. ‘Het is eenvoudig zo dat ik sinds enige tijd de atmosfeer in Frankrijk nogal deprimerend en druilerig vind, in Berlijn lijkt het me op het ogenblik stimulerender.’ Haar vriend maakte er haakjes sluiten van door te melden dat ze waarschijnlijk ook naar Berlijn waren vertrokken als Ségolène Royale de verkiezingen had gewonnen. Maar omdat daar geen soep van te trekken valt, moeten we zonodig een Marie Ndiaye gepresenteerd krijgen die groen en geel van ellende in Straatsburg de Rijn nadert om vervolgens jenseits opgelucht adem te kunnen halen.
Nee, dan mijn verhaal. Ik ga over een paar dagen een 50-kilometerdeken trotseren om bij Eijsden het land te kunnen verlaten. Dan moet ik vervolgens een niet-bestuurd land door (wat godzijdank iets anders is dan niet-bestuurd een land door) om uiteindelijk toevluchtsoord Frankrijk te kunnen bereiken. Wat zegt u? Het Frankrijk van Sarkozy? Kom nou, dat duurt nog maar anderhalf jaar. Dat kunnen jullie hier in Nederland niet van Wilders zeggen.
Gebraden kalkoen
Het schijnt vrijdag al op de radio geweest te zijn, maar ik las het gisteren zwart-op-wit in de krant : twee directeuren – Dirk Elsen en Annemiek Jenniskens – van SNV moeten een deel van hun salaris inleveren. Dat begon zo:
Ton Nijzink: De SNV-directie is binnen de OS-organisaties de best betaalde.
Dirk Elsen: Dan heb je niet goed gekeken.
TN: Ik heb verdomd goed gekeken. Jullie zitten stukken boven de middenmoot.
DE: Meerdere mensen zitten boven ons.
TN: In de OS-sector?
DE: Ja. Ik ga je niet zeggen wie dat zijn.
TN: Dat neemt niet weg dat jullie in de top zitten, bovenin de schaal volgens de code Wijffels. De mfo’s zitten daar beduidend onder.
DE: Dat is de afspraak die met de Raad van Toezicht is gemaakt.
Annemiek Jenniskens: Die afspraken zijn ook bij de verzelfstandiging met het Ministerie gemaakt: dat we op een redelijk directieniveau zouden zitten.
Dit gesprek had ik ruim een jaar geleden op het hoofdkantoor van SNV. Ik was bezig aan een artikel over SNV voor Vice Versa, het blad waarvan ik vroeger hoofdredacteur was. Maar, hoewel ik een spijkerharde afspraak had met zijn voorgangster Evelijne Bruning, besloot de kersverse nieuwe hoofdredacteur Marc Broere om het artikel niet te plaatsen. Het zou te partijdig zijn. Dat haalt je de koekoek. Natuurlijk kies ik partij tegen ordinaire zakkenvullers. Vervolgens stapte ik naar Vrij Nederland dat het verhaal wel wilde plaatsen. Weliswaar in sterk afgeslankte vorm en met name zonder veel van de inhoudelijke kritiek op de organisatie, maar toch, beter dan helemaal niet. Het vervolg is bekend. De SP pakte de salariskwestie op, Maxime Verhagen kwam in het geweer en uiteindelijk dwong de Tweede Kamer – op straffe van stopzetting van de subsidie – SNV en nog een paar organisaties de directiesalarissen te verlagen. Intussen is mijn naam al lang niet meer aan het verhaal verbonden. Nou ja, niet voor iedereen. Ik weet zeker dat Jenniskens en Elsen mij graag als gebraden kalkoen op de kerstdis zouden zien.
Winterweer
Al voor dat ik echt begrepen had dat het winter was, was hij alweer voorbij. Dat zou ik willen, want winter is geen jaargetijde dat vrolijke gedachtes bij mij losmaakt. Het begint al bij de herinnering dat ik acht jaar oud huilend op de fiets naar huis reed. Ik had ’s middags geschaatst op de tot ijsbaan omgetoverde tennisbaan. Nou ja, geschaatst. Ik was vooral bezig geweest om de banden van mijn Friese doorlopers strakker te trekken omdat die schaatsen de hinderlijke neiging hadden steeds onder mijn schoenen vandaan te schuiven. Dat was een aanslag zowel op mijn vingers die steeds verkleumder raakten als op de bloedsomloop in mijn voeten. Verlekkerd had ik naar meisjes op kunstrijschaatsen gekeken die zulke problemen niet hadden. Vervolgens was ik tijdens een van deze manoeuvres mijn wanten kwijtgeraakt zodat ik in de kou van de vallende avond met blote handen naar huis moest fietsen. Het heeft me voor lange tijd genezen van het idee dat schaatsen leuk was. Op latere leeftijd kwam daar nog bij dat de ijsbaan een mooie gelegenheid was om meisjes te versieren en dat ging mij strompelend op mijn Friese doorlopers niet goed af.
De winter was ook de tijd van de schoolfeestjes. God bewaar me! Ik kan nog zo in bitter geschrei uitbarsten als ik me herinner hoezeer ik bij die gelegenheden geleden heb. Schön ist die Jugendzeit, sie kommt nicht mehr. De hemel zij dank. Die verschrikkelijke feesten waar ik met de moed der wanhoop naar toe ging. Vroeger of later eindigden ze altijd in een hengstenbal. Dan zaten we kettingrokend dapper de avond uit om vooral niet te laten merken dat er weer een diepe kerf in onze zielen was aangebracht. Het zal bij de meeste meisjes niet veel anders geweest zijn, maar onze werelden werden door een diepe kloof gescheiden.
Op de een of andere manier associeer ik deze ellende met drabbige sneeuw op de weg. Helaas werkt de associatie ook andersom. Zodra het maagdelijk sneeuwdek verworden is tot een grauwe massa, word ik onmiddellijk door melancholie overvallen. Zo kwamen er onlangs, fietsend op een plek in Nederland waar voor mij geen enkele jeugdherinnering ligt, twee liedjes mijn hoofd binnen die weigerden daar weer uit te vertrekken. Het eerste was “I Saw Her Again Last Night” van The Mama’s & the Papa’s en het tweede “I’ll Feel a Whole Lot Better When You’re Gone” van The Byrds. Ik was ze al jaren kwijt, maar daar waren ze opeens om mij te herinneren aan een winter eind jaren zestig dat ik samenwoonde met vriendin A, terwijl ik hevig verliefd was op vriendin B. Ik heb me zelden zo ellendig gevoeld en voor mijn gevoel was Amsterdam die winter gehuld in een grauwe laag smeltende drab. Ik heb het overleefd. Ik ben trouw gebleven aan vriendin A (wat heel dom van me was) en ik ben vriendin B kwijtgeraakt (waar ik vele jaren spijt van heb gehad). En die twee liedjes waren er toen om mij zout in de wonde te strooien. En natuurlijk ook om te zwelgen in mijn ongeluk. Gelukkig is het allemaal nog goed met me gekomen. Maar het kwaad was definitief geschied: winterweer betekent relationele ellende.
Dus toen in mijn naaste omgeving de onheilstijding ‘het is uit’ werd gebracht op het moment dat ik mij behoedzaam door lagen tot pap gereden sneeuw bewoog, was mijn cirkel rond. Misschien moet ik toch serieus overwegen te verhuizen naar een streek waar nog nooit een vlok sneeuw gevallen is, al was het maar om mijn naaste omgeving te behoeden voor stuklopende relaties.