Met enige regelmaat steekt in Frankrijk het antisemitisme zijn kop op. Nog steeds. En dan bedoel ik niet het antisemitisme van djihadisten, salafisten of welke islamitische fanaten dan ook. Ik bedoel het antisemitisme van die Fransen die zich erop kunnen beroepen vele generaties geworteld te zijn in de Franse bodem. Vooral de woorden bodem en wortel worden in dit verband graag gebruikt. Voordat Dominique Strauss-Kahn zichzelf op niet te evenaren wijze uitschakelde als mogelijk presidentskandidaat, liep er tegen hem zo’n soort campagne. Die man was gewoon niet geworteld in de Franse bodem wisten respectabele rechtse politici te melden. En daarmee dus niet geschikt als president van het Franse volk. Op verwijten van antisemitisme werd gereageerd met de onwrikbare waarheid van dit betoog: die man woonde toch in Washington, wat wist hij nou van het leven in de Haute-Loire? Dat rechtse politici niet terugdeinzen voor dit soort ranzige mufstinkende argumentaties is dramatisch, maar dat zich bij dit gedrochtelijke koor zich nu ook de radicaal-linkse oppositieleider Jean-Luc Mélenchon heeft aangesloten – en dat zijn kompanen geen afstand van hem hebben genomen – is een regelrechte ramp. En het gaat natuurlijk niet meer over DSK, want die is alleen voor de roddelpers nog interessant, nee het gaat om iemand die ik persoonlijk een van de aardigste ministers van de huidige Franse regering vind: Pierre Moscovici. Moscovici is minister van Financiën en uit dien hoofde één van diegenen die verantwoordelijk zijn voor het Cyprus akkoord. Nou mag je hem om die reden een smeerlap noemen (en daarmee Jeroen Dijsselbloem de oppersmeerlap). Dat was namelijk de kwalificatie die Mélenchon van harte wilde onderschrijven. Ik vind dat je het publieke debat daar niet mee op hoog niveau brengt, maar als je radicale achterban dat graag wil horen, soit. Maar dan: “hij (Moscovici) heeft het gedrag van iemand die niet meer in het Frans denkt, maar die denkt in de taal van de internationale financiën.” Natuurlijk, joden hebben geen vaderland, die vormen een internationale samenzwering en door de macht over het geld zullen zij straks de hele wereld beheersen. Maar nee, dat bedoelde meneer Mélenchon helemaal niet, die zich vrijpleitte van iedere antisemitische smet, want “ik kende het geloof van Pierre Moscovici niet, en ik ben niet van plan daar in de toekomst rekening mee te houden, net zomin als ik dat in het verleden heb gedaan.” Aha, antisemitisme gaat dus over geloof. Denkt meneer Mélenchon, die met vrucht zijn universitaire studie heeft doorlopen, nu werkelijk dat er zoiets als een semitisch geloof is? Niet waarschijnlijk dus. En niet erg moedig om je op die manier te verdedigen. Geef ridderlijk toe dat je uitgegleden bent op de glibberige bodem van Frankrijks antisemitische verleden. Dat je in een reflex hebt teruggegrepen naar een abject cliché.
De reactie van de betrokkene was, maar dan op een heel andere manier, ook veelzeggend. “Ik ben erdoor geschokt omdat ik deel uitmaak van die mensen waarvan de ouders voor Frankrijk hebben gekozen (de familie Moscovici is in 1947 uit Roemenië gevlucht). Ik denk altijd Frans, ik denk altijd aan Frankrijk, niet uit nationalisme maar omdat het in al mijn vezels zit.” Om er keurig aan toe te voegen dat hij in de uitspraken van Mélenchon geen antisemitische connotaties zag.
Ik moest daarbij erg denken aan wat ik bij Amos Oz had gelezen: “… al die koortsachtige eurofielen, die een heel scala van Europese talen spraken, Europa’s dichters reciteerden, geloofden in zijn morele superioriteit, zijn ballet en opera bewonderden, zijn erfenis koesterden, droomden van zijn postnationale eenheid en zijn manieren, kleding en modes verheerlijkten, het al tientallen jaren onbeperkt en onvoorwaardelijk liefhadden, … alles hadden gedaan wat in hun menselijke vermogen lag om er een beetje bij in de smaak te vallen, hun bijdrage te leveren op elk gebied en op elke wijze, te integreren, zijn koele vijandigheid te doorbreken door het gepassioneerd het hof te maken, door zich bemind te maken, in de gunst te komen, geaccepteerd te worden, erbij te horen, geliefd te worden …”*
Natuurlijk hoeft Moskovici zich niet te verdedigen alsof toch door zijn afkomst de verdenking op hem rust dat hij wel eens geen loyaal vertegenwoordiger van zijn land zou kunnen zijn. Diegenen die zulke verdenkingen uitspreken moeten zich verantwoorden, niet degene tot wie ze gericht zijn.
* Amos Oz, Een verhaal van liefde en duisternis, De Bezige Bij, 2005, p. 142